(uit Wijkblad Donderberg, september 2018, door Bams Kets)
Toen, en wat hebben we gelachen!
Meer dan veertig jaar geleden kwam het eerste wijkgebouw op de Donderberg. De EDAH kwam in een nieuwbouw en schonk de noodwinkel aan de gemeente. De wijkraad kon het toen huren van de gemeente. Het werd door vrijwilligers opgeknapt en er werd een beheers- commissie aangesteld, die het geheel ging beheren.
De toenmalige PUT DON 67 huurde de ruimte en organiseerde er o.a. kindermiddagen en middagen voor ouderen. Verder kon iedere vereniging van de Donderberg er een ruimte huren. Er werden ook feesten en bruiloften gegeven en vergeet niet de carnaval. Er was een tap aanwezig die werd beheerd door vrijwilligers. Op gezette tijden werd die door ons zelf gecontroleerd op kwaliteit. De eerste goedkope cola van de EDAH werd ingekocht. Dat was een sof. De kinderen gaven de bekertjes terug (“neet te zoepe, wij willen echte cola!”).
’s Winters werd er flink gestookt. De hete luchtbuis liep onder een lange bank door. Bejaarde dames zaten hun billen te verbranden en wij hebben ze toen op stapeltjes handdoeken gezet.
Wij mochten geen sterke drank verlopen, maar oudere heren wilde per se een jenevertje bij het kaarten. Dit was snel opgelost. Wij vulden legen sherry flessen met jenever en dit werd een beetje dit werd een beetje gekleurd door thee zodat het op sherry leek. Zo werd dit ook geserveerd, maar dan halve glazen. Een nieuwe vrijwilliger wist dat niet en vulde glazen tot de rand. Nou de heren werden steeds gezelliger en luidruchtiger. Wij hebben ze onder de arm naar huis gebracht.
Tijdens een trouwerij had de moeder van de bruid wel erg veel noten op haar zang. Dit mocht niet en dat moest wel en zo bleef het maar aan de gang. Daar hebben wij ons keurig aan gehouden. Tot de catering kwam. Snel hebben wij een schaal achterover gedrukt. Na afloop kwam de moeder van de bruid ons een bescheiden schaaltje aanbieden. Ze had nog wat bewaard voor de hardwerkende vrijwilligers.
Op een Surinaams feest werd alleen frisdrank verkocht. Wij snapten er niets van. Bij het opruimen en schoonmaken van de zaal vonden wij overal lege sterke drank flessen.
Op kindermiddagen was het oppassen geblazen. Er waren er altijd een paar aan het spugen en dan konden wij de toiletten uit dweilen.
Met de carnaval draaiden wij overuren. ’s Middags de kinderen, alles schoon-maken en ’s avonds de volwassenen. Ruzies sussen en controleren achter alles wat los en vast stond om te zien of er niets ongepast plaats vond.
Wij kregen een nieuwe vrijwilliger achter de tap. Opeens werd er geklaagd dat het zo stonk. Bleek dat ene Frans open sandalen aan had. Mocht toen alleen nog maar tappen met sokken aan.
De zaal mocht open zijn tot 12 uur. Als het dreigde uit te lopen werd naar de politie gebeld of we nog langer open mochten blijven. Dit was nooit een probleem.
Later kwam de “Donderie”, dat was een andere opzet. Wij zijn toen als vrijwilligers gestopt. Als ik vroegere gasten er over spreekt zeggen ze allemaal, toen was het zo gezellig en wat hebben wij gelachen.
Er was een gast, die wij ’s avonds naar huis brachten. Hij woonde aan de overkant. Wij deden de voordeur open, legden hem op de bank, voordeur weer sluiten en de sleutels door de brievenbus.
Met een nostalgische groet,
Bams Kets